Sporthonden van pup tot sporthond
Voorstellen
Ik ben Anneke Schellingerhout, dierenarts. Ik woon samen met mijn vriend Aernout Dousma en
Gizmo, een Tervuerense Herder reu van bijna 10 jaar. In het verleden heb ik ook Border Collies
gehad. Ik heb met de honden allerlei takken van hondensport gedaan, zoals behendigheid, flyball,
obedience en heelwork to music, waarbij ik met name met behendigheid in het wedstrijdcircuit actief
was. Ik heb lesgegeven in behendigheid, flyball en clickertraining.
Van jongs af aan hebben dieren en alternatieve geneeswijzen mijn interesse, waardoor ik
diergeneeskunde ben gaan studeren. Daarnaast ben ik me gaan verdiepen in verschillende
alternatieve geneeswijzen en ben ik gepromoveerd op voeding.
Binnen Jyoti* - Holistische praktijk voor mens en dier, ben ik verantwoordelijk voor de holistische
behandeling van dieren. De term holisme komt van het woord holos, wat "het geheel" betekent. Hierbij
wordt er van uitgegaan dat ook dieren een lichaam, geest en ziel hebben en een verbinding met de
kosmos en de aarde. Voor een optimale gezondheid en welzijn van het dier moeten lichaam, geest en
ziel elk op zich in balans en met elkaar in harmonie zijn en de verbinding met zowel de kosmos als de
aarde sterk, open en helder. Bij een ziek dier wordt dan ook niet alleen naar de fysieke klacht, maar
naar het totale dier gekeken en ook het karakter, huisvesting, voeding, verzorging en de relatie met de
eigenaar meegenomen in onderzoek en behandeling.
'Jyoti komt uit het Sanskriet en betekend "Innerlijk Licht".
Inleiding
Hoewel sport in de eerste plaats leuk zou moeten zijn voor baas en hond, is het, zeker in
competitieverband, per definitie gericht op prestatie. Prestatie is een combinatie van aanleg en
training. De aanleg wordt bepaald door de genen die de hond heeft meegekregen van beide
ouderdieren. De ouderdieren bepalen:
- bouw
- karakter
De bouw
Een sporthond heeft vooral loopvermogen nodig. Dit is een combinatie van snelheid en
uithoudingsvermogen. De bouw moet dan aan een aantal kenmerken voldoen:
- redelijk lange benen
- iets langer dan hoog
- borstkas redelijk smal en niet te diep
Loop |
vermogen |
|||
snelheid |
uithoudingsvermogen |
wendbaarheid |
||
Beenlengte / borstdiepte schoft |
1.3 |
1.2 |
||
Lichaamslengte / schofthoogte |
1.05- |
1.1 |
1 |
|
Gewicht / schofthoogte |
Lage |
ratio |
In de behendigheid zijn vooral snelheid en wendbaarheid van belang. Uit de volgende tabel is af te
lezen, welke hoekingen daarbij ideaal zijn. Wendbaarheid gaat dus in zekere mate ten koste van
snelheid en andersom. Waar de nadruk op moet liggen, is geheel afhankelijk van het opgestelde
behendigheidsparcours. Dat wisselt natuurlijk per keer, maar over het algemeen kan wel gesteld
worden dat beide belangrijk zijn. Een net niet vierkante hond zou in theorie het best uit de voeten
moeten kunnen op de baan.
Snelheid |
Wendbaarheid |
|
Schouderblad |
Steil (20 graden) |
Hoek (30-35 graden) |
Heiligbeen |
Vlak |
Steil |
Rug |
soepel |
Karakter
Nog belangrijker voor een sporthond dan de bouw, is het karakter. Een hond kan nog zo goed
gebouwd zijn, als er geen werklust in zit, zullen prestaties uitblijven. Andersom kun je met een hond
die niet optimaal gebouwd is, maar een enorme werklust heeft zeker nog aardig presteren, al zul je
waarschijnlijk meer of minder te kort komen om bij de echte top mee te draaien.
Waar moet je bij het kiezen van een pup nu op letten voor wat betreft het karakter?
1. Kies een karakter dat bij je past
Dit lijkt logisch, maar hoe vaak zien we niet een mismatch? Er worden niet voor niets zoveel
honden herplaatst en zitten de asiels overvol.
In de beginjaren van de behendigheid liep iedereen gewoon met de hond die hij of zij leuk
vond. Maar af snel bleek dat bepaalde rassen, zoals de Shelties, Border Collies en Belgen de
boventoon gingen voeren. Mensen die eerst afgaven op een bepaald ras, verschenen
plotseling op het veld met een exemplaar van dat ras om maar hoge plaatsingen te kunnen
halen....
2. Kies een werklustige en leergierige hond die stabiel is, dat wil zeggen niet angstig en met een
goed herstelvermogen.
Vanuit de 5 elementenleer lijken hout- en vuurtype honden het meest geschikt voor
behendigheid. Die honden zijn werklustig en energiek, hebben een will to please en staan
graag in de belangstelling. Het zijn explosieve hondjes. Ook metaaltypes zijn goede werkers,
maar over het algemeen meer geschikt voor duursport, ze zijn wat gelijkmatiger en houden
van no-nonsense. Voor een beginner en zeker voor kinderen die met behendigheid willen
beginnen zijn de aardetypes meer geschikt. Die zijn wat minder "hyper" en wat zachtaardiger.
Misschien niet zo snel, maar met voer wel te motiveren en betrouwbaar, wat het nemen van
raakvlakken vereenvoudigt.
3. Kies een hond die past bij het gebruikersdoel.
Met een teckel op jacht gaat prima, behendigheid is een heel ander verhaal. Windhonden zijn
razendsnel op de baan, maar over het algemeen te zelfstandig in een parcours en minder
geneigd de aanwijzingen van de handler op te volgen.
4. Kies een gezond dier
Gezond van lichaam en geest. Als je een dier "redt" uit winkel of buitenland, is de kans op
problemen op dit gebied veel groter. Wat niet bedoelt is als pleidooi om geen asielhond te
nemen, integendeel, maar als je de sport in wilt, zul je er wel even bij stil moeten staan.
Puppytesten hebben een behoorlijk voorspellende waarde voor het latere karakter. Het is dus altijd
verstandig een puppytest te laten doen om te kijken welke pup uit het nest het best past bij jouw
wensen.
Natuurlijk zijn dit slechts algemeenheden en zeker geen wetmatigheden. Uitzonderingen zijn er altijd.
De bedoeling is slechts om richtlijnen te geven die de kans van slagen zo groot mogelijk maken.
Gezien het bovenstaande mag het duidelijk zijn dat men de grootste kans van slagen heeft met een
pup bij een goede fokker vandaan.
En dan... de training
De pup is in huis. Hoe bereiden we die nu het best en op een verantwoorde manier voor op de
hondensport?
Voor je kunt gaan trainen, moet je weten wat je einddoel is. Veel mensen denken bij training van
honden alleen aan de lichamelijke conditie en het verbeteren van prestaties. Maar iedereen weet dat
menselijke topsporters het altijd hebben over hun instelling, houding en vertrouwen in eigen kunnen.
Dat de steun van partner, familie, vrienden, coach en eventuele teamgenoten onontbeerlijk is.
Waarom zou dat voor een hond dan anders zijn?
In mijn ogen bereid je een hond pas echt goed voor op een sportcarrière als je ook hier een
holistische visie hanteert. Je besteedt niet alleen aandacht aan zijn fysieke training, maar ook aan de
mentale en emotionele welzijn van de hond.
Voor dat we daar dieper op ingaan, eerst wat achtergrondinformatie over het lichaam. Hoe is dat
opgebouwd en hoe functioneert dat? En natuurlijk, welke consequenties heeft dat met het oog op
behendigheid?
Botten
De botten zijn de basis van het lichaam. Ze geven stevigheid aan het lichaam, bescherming voor de
inwendige organen en zijn aanhechtingsplaats voor de spieren. Bij de geboorte zijn de botten nog
relatief zacht en vervormbaar en ze moeten nog uitgroeien naar de volwassen lengte. Deze
lengtegroei komt vanuit de groeischijven. Op jonge leeftijd is het skelet dus nog op alle gebieden
kwetsbaar. Zware belasting, zoals de standaard behendigheidstraining moet dan ook vermeden
worden. Een goede richtlijn voor wanneer het skelet de belasting van training wel aankan, is na de
sluiting van de groeischijven, dus als het dier volledig in de hoogte uitgegroeid is.
Groeischijf |
Sluiting maanden |
Schouderblad |
8 |
Opperarmbeen |
|
- boven |
18 |
- onder |
6-8 |
Spaakbeen |
6-8 |
Ellepijp |
15
|
Middenvoetsbeentjes |
6 |
Bekken darmbeen, zitbeen, schaambeen |
6-8 |
Complete verbening bekken* |
24 |
Dijbeen |
|
-boven |
|
18 |
|
-onder |
18 |
Scheenbeen |
18 |
~ Hielbeen |
15 |
*De verbening van het bekken op de leeftijd van 2 jaar, is de verklaring waarom er het best voor die
leeftijd een eerste nestje gefokt kan worden. Het bekken is dan nog soepeler en geeft minder
problemen bij de geboorte.
Conclusie: de gemiddelde hond is met 1 %2 tot 2 jaar pas volledig uitgegroeid. Kleinere rassen zullen
iets eerder volwassen zijn, grote honden wat later. Wacht dus zeker tot de leeftijd van 1 '/2 - 2 jaar met
trainingen waarbij serieuze fysieke belasting optreedt.
Spieren
In het lichaam komen verschillende type spiervezels voor. De verhouding waarin deze voorkomen is
erfelijk bepaald. Een reden te meer om de ouderdieren zorgvuldig te kiezen!
Kenmerk |
Spiervezel type I |
Spiervezel type Ila |
Spiervezel type lib |
Contractiesnelheid |
Laag |
Hoog |
Hoog |
Energie |
Met zuurstof |
Met en zonder zuurstof |
Zonder zuurstof |
Doorbloeding |
Sterk |
matig |
Weinig |
vermoeibaarheid |
Weinig |
matig |
Snel |
Geschikt voor |
Duursport |
|
Sprint |
Bij behendigheid wordt er veel gesprongen. De afzet kost kracht. Spierkracht wordt geleverd door de
zogenaamde myofibrillen. Hoe meer er zijn, hoe groter de kracht die geleverd kan worden. De spier is
dan dus dikker. Denk maar aan de krachtpatsers onder ons. Een behendigheidshond moet dus flink
gespierd zijn.
Behendigheid is een sport waar kort, maar explosieve krachtsinspanningen gevraagd worden. Dat is
vergelijkbaar met een sprint. Een hond die het goed doet in behendigheid zal dus relatief veel
spiervezels van het type II hebben. De spieren trekken snel samen, zijn weinig doorbloed en zijn snel
vermoeid. Dit komt doordat de energie vrijkomt door verbranding zonder zuurstof. Hierbij ontstaat altijd
melkzuur. En iedereen weet hoe dat voelt: spierpijn!
Iets meer over de brandstoffen voor het leveren van energie.
De brandstof in spieren is ATP (adenosine-trifosfaat). Het bevind zich in de spier zelf, maar de direct
aanwezige hoeveelheid geeft slechts energie voor enkele seconden. Om actief te kunnen zijn, moet er
ATP gevormd worden uit andere brandstoffen. Dit kost weinig tijd. De spier schakelt nog tijdens de
activiteit over op de volgende beschikbare brandstof.
1. CP = creatine fosfaat
CP wordt gesplitst zonder zuurstof, dit levert voor 10-15 seconden energie. Hierbij treed geen
melkzuurvorming en dus ook geen spiervermoeidheid op.
2. glycogeen = stapelingsproduct van glucose (suiker)
glucoseverbranding met zuurstof => koolstofdioxide + water => uitgeademd
glucoseverbranding zonder zuurstof => melkzuur => uitputting spier
3. vetten
vetverbranding => koolstofdioxide + water
- bij uitputting andere voorraden
- inspanning op laag niveau lang volgehouden
4. lichaamseiwitten
eiwitverbranding: in nood, als alle reserves uitgeput zijn. Leidt tot afbraak spierweefsel. Deze
toestand is schadelijk voor de gezondheid.
Voor behendigheid betekend dit:
1. eerste seconden: ATP voorraad in spieren
2. 10-15 seconden: CP
3. enkele minuten: glycogeenverbranding zonder 02
Aan de fase van glycogeenverbranding met zuurstof zal een behendigheidshond niet toekomen.
Daarvoor is de inspanning die gevraagd wordt tekort. Veel mensen gaan ervan uit dat de hond toch
een uur traint en dus ook de andere bronnen zal aanspreken. Gedeeltelijk is dit ook zo, maar bij elke
pauze, wordt onmiddellijk de voorraden aangevuld en start het energieverbruik bij de volgende
explosieve inspanning weer van voor af aan.
Wat betekent dit nu voor de sport?
Allereerst moet de hond dus het goede type spiervezels hebben die gebouwd zijn op kort en explosief
werk. Daarnaast zal men moeten zorgen dat de hond meer dan genoeg van de goede brandstoffen tot
zijn beschikking heeft. Alle energie haalt een dier uit zijn voeding. Dit moet dus van goede kwaliteit
zijn. Uitleg over wat goede kwaliteit voeding is, vraagt een lezing op zich, net als het gebruik van
voedingssupplemten, maar hier volgen enkele richtlijnen.
Het mag duidelijk zijn dat (te veel) vet niet goed is voor de behendigheidshond. Niet op het lichaam
van het dier en niet als energiebron in het eten. Om op het eerste in te gaan: een topsporter heeft
geen grammetje vet te veel op zijn lijf. Vet is dood gewicht dat het dier alleen maar met zich mee moet
sjouwen over het parcours en de snelheid en wendbaarheid niet ten goede zal komen. Daarnaast
heeft overgewicht nog meer schadelijke gevolgen voor de gezondheid, dus zorg dat de hond een
optimaal gewicht heeft. Optimaal wil zeggen: ribben goed voelbaar. Houd er rekening mee dat de
meerderheid van de honden in Nederland te dik is. Neem de gemiddelde hond dus niet als
uitgangspunt.
De behendigheidshond is vooral gebaat bij een goede glycogeenvoorraad, met andere woorden, de
energie in de voeding zal vooral geleverd moeten worden door koolhydraten. Dit is bij de meeste
brokken het geval. AI adviseer ik te allen tijde verse voeding. Topsporters leven ook niet van kant en
klaarvoeders aangevuld met vitaminen. Vers is voor iedereen gezonder, voor mens en dier.
De glycogeenvoorraad wordt direct na de inspanning weer aangevuld. Dat is dus het moment om een
koolhydraatrijke voeding aan te bieden. Dit is ook de reden waarom sporters na afloop direct een
sportdrankje nemen: ze vullen de uitgeputte reserves aan. Drankjes worden ook sneller opgenomen
dan voedsel. Dat moet immers eerst verteerd worden.
Natuurlijk levert de voeding veel meer dan brandstof alleen. De voeding, aangevuld met
supplementen, moet alle bouwstoffen bevatten. Bij sporthonden is er een grotere behoefte doordat ze
actiever zijn, maar ook doordat ze meer verbruiken. Het is daarom aan te bevelen bepaalde
voedingssupplemten te gebruiken, bv vitaminen en mineralen, glucosamine / chondroitine -
preparaten en meervoudig onverzadigde vetzuren.
Een ander aspect is dat training en daarmee het regelmatig aanspreken van de reserves, leidt tot het
aanleggen van grotere reserves en het efficiënter verlopen van de processen die hierbij betrokken
zijn. De voorraden worden dan dus makkelijker aangesproken en makkelijker weer aangevuld.
Centraal zenuwstelsel
Het centraal zenuwstelsel is een soort van commandocentrum. Vandaar uit wordt alles in de gaten
gehouden en aangestuurd. Het krijgt continu informatie van het lichaam zelf en vanuit de omgeving en
stuurt commando's uit naar het lichaam zodat er adequaat op de prikkels gereageerd wordt. Deze
commando's gaan in de vorm van elektriciteit door de zenuwen naar alle delen van het lichaam. Voor
een optimale prestatie moet het zenuwstelsel dus ook optimaal functioneren.
Het zenuwstelsel wordt en blijft gezond door een goede aanleg en voeding, maar vooral door actief te
zijn. Uit onderzoek blijkt dat de hersenen vooral geprikkeld worden door:
1. horen
2. zien
3. ruiken
4. mechanoreceptors: proprioceptie
Dit is de informatie over de stand van de verschillende lichaamsdelen ten opzichte van elkaar
en in de ruimte.
Een gezond zenuwstelsel geeft de voor de behendigheid zo belangrijke balans, co~rdinatie en zaken
als het schatten van afstanden, sprongen, plaats en afzet enz enz. Elke actie in het
behendigheidsparcours wordt aangestuurd vanuit de hersenen.
Het is dus van belang de pup van jongs af aan voldoende prikkels aan te bieden, zodat het
zenuwstelsel zich optimaal ontwikkelt. Bedenk oefeningen waarbij hij zijn zintuigen afwisselend moet
gebruiken. En wees daarbij creatief!
Voor het stimuleren van het gehoor:
- praat veel tegen de hond
- gebruik gesproken commando's (en probeer maar eens je lichaamstaal uit te schakelen)
- bied zoveel mogelijk verschillende geluiden aan. Radio, tv, CD's en veel verschillende
omgevingen. Neem de pup dus mee naar de markt, het trainingsveld en de wedstrijden.
- Bied speelgoed aan dat geluid maakt
Gun de hond wel ook momenten van stilte....
Voor het stimuleren van het gezichtsvermogen:
- ook hier, veel verschillende omgevingen- gebruik gebarentaal (en houd nu eens je mond als je iets van de hond wilt)
- gebruik lichaamstaal (ook goed om jezelf te trainen, behendigheid vraagt veel van je eigen
lichaamstaal)- biedt verschillende speeltjes aan
Laat de hond ook eens de ogen sluiten, met andere woorden, laat hem ook ongestoord slapen!
Voor het stimuleren van de reuk.-
- biedt eten aan dat lekker ruikt en zorg voor afwisseling- doe zoekspelletjes waarbij de hond de neus moet gebruiken
- gebruik eens aromatherapie
Voor de balans en co~rdinatie:- laat het dier kennismaken met zoveel mogelijk voorwerpen, ondergronden en materialen.
- Doe spelletjes waarbij de hond zijn balans moet zoeken
- Doe spelletjes waarbij de hond aangesproken wordt op coórdinatie
- Speel dus veel en op verschillende manieren
- Probeer oefeningen te bedenken waarbij de hond zijn hele lijfje leert gebruiken. Hij moet zich
bewust worden van voor- en achterkant, rug en buik. Dit kan onder andere heel simpel
gedaan worden door de pup overal aan te raken en te masseren. Vachtverzorging krijgt zo
een hele extra dimensie!
Lijkt dit niet verdacht veel op... juist ja, socialisatie. Maar naast de standaardsocialisatie kan al best
wat extra aandacht aan de behendigheid gegeven worden. Bij de puppenbehendigheid (de goede,
dus die niet gericht zijn op toestellen aanleren, maar op alles wat we hier bespreken) wordt hier
optimaal op ingespeeld. Veel van de oefeningen die hier aangeboden worden, zijn al dan niet met een
kleine aanpassing, thuis en/of in het park prima te doen.
Natuurlijk moet ook de gewone basisgehoorzaamheid aangeleerd worden. Daarnaast kunnen allerlei
"kunstjes" zoals die b.v. bij doggydance gebruikt worden vaak al op jonge leeftijd aangeleerd worden.
Chiropractie
Chiropractie is een geneeswijze die zich richt op de behandeling van de wervelkolom en het
zenuwstelsel. De wervelkolom is een complexe structuur die o.a. bestaat uit botten, ligamenten,
spieren en zenuwen. Een van de functies van de wervelkolom is het beschermen van het
ruggenmerg, dat samen met de hersenen het centrale zenuwstelsel vormt. Tussen de wervels treden
zenuwenbanen uit, die de informatie overdracht tussen hersenen, spieren en organen verzorgen. Om
optimaal te kunnen functioneren hebben alle organen en weefsels in het lichaam een ongestoorde
zenuwtoevoer nodig. Wanneer de beweeglijkheid van de gewrichten tussen de wervels verandert,
heeft dat invloed op de zenuwen en de overige structuren in het betreffende gebied. Stijfheid,
spierspanning, pijn en een verminderd prestatievermogen kunnen hiervan het gevolg zijn.
Chiropractie houdt zich bezig met afwijkingen binnen het normale bewegingsbereik van gewrichten:
- verminderde beweeglijkheid- vastzitten in de neutrale positie
- vastzitten in een scheve stand
Deze afwijkingen worden subluxatiecomplexen genoemd en kunnen ontstaan door trauma, tensie
(spanningen) en toxinen (giftige stoffen, waaronder ook medicijnen). Bij trauma moet niet alleen
gedacht worden aan geboortetrauma, valpartijen en andere ongevallen, maar juist ook de
microtrauma's die ontstaan door gewone dagelijkse activiteiten. Vooral dieren waarmee intensief
getraind en gesport wordt, hebben een grotere kans om blessures en microtrauma's op te lopen.
Subluxatiecomplexen in de wervelkolom zijn pijnlijk. Het dier zal deze pijn proberen te vermijden door
zijn gewicht anders te verdelen en/of bepaalde bewegingen niet meer te maken. Als de wervelkolom
op één plek niet goed functioneert, gaat het dier dus compenseren en dat geeft een extra belasting op
andere wervelgewrichten. Daardoor kunnen secundaire subluxatiecomplexen op andere plaatsen in
de wervelkolom optreden, waardoor de problemen verergeren. Daarom wordt voor alle honden een
halfjaarlijkse chiropractie-controle aanbevolen. Omdat subluxatiecomplexen al bij de geboorte en in
het nest kunnen ontstaan, wordt aanbevolen om bij de eerste vaccinaties een eerste chiropractische
controle te laten doen. Sommige fokkers laten zelfs de pups al in het nest controleren. Met deze
behandeling op jonge leeftijd maakt de pup de best mogelijke start. Als daarna op alle gebieden de
gezondheid optimaal begeleid wordt, zal het volledige potentieel van de pup door aanleg en training
benut kunnen worden.
Rust
Het is al heel kort aangestipt: slapen. Slaap is niet alleen van belang voor een gezond zenuwstelsel.
Het is van belang voor alle organen en weefsels van het lichaam. Tijdens de slaap werkt het lichaam
aan het herstel en worden de energievoorraden opgebouwd. Tijdens de slaap worden ook allerlei
gebeurtenissen verwerkt. Wel eens langere tijd achter elkaar te weinig slaap gehad? Iedereen weet
hoe sacherijnig je dan kan worden. Het is dus ook voor de mentale en emotionele gezondheid van
essentieel belang dat het dier voldoende rust krijgt.
Mentaal I emotioneel
In het stukje over het centrale zenuwstelsel is hierover al veel gezegd. Het spreekt vanzelf dat vanaf
het begin gewerkt moet worden aan een goede baas-hond relatie. Door veel tijd en aandacht aan de
pup te besteden en al het bovenstaande in acht te nemen, gaat dat bijna vanzelf, mits men de pup
liefdevol en positief benadert. Voorkom zoveel mogelijk ongewenst gedrag en leer gewenst gedrag
met positieve training aan. Natuurlijk moet de hond wel opgevoed worden, de huisregels leren en de
basisgehoorzaamheid aangeleerd krijgen. Een goede hondenschool kan daarbij een belangrijke
ondersteuning zijn.
Door een goede socialisatie en positieve training krijg je een mentaal weerbare, zelfverzekerde hond
die emotioneel stabiel is.
Welke belasting op welke leeftijd?
De periode van pup tot sporthond kan grofweg in 3 perioden gedeeld worden
1. van pup tot 8-12 maanden
2. 8-12 maanden tot volledig uitgegroeid (1 '/ - 2 jaar)
3. volwassen honden
Van pup tot eerste loopsheid (8-12 maanden)
Dit is de meest cruciale fase. Hier wordt de basis gelegd voor een in alle opzichten gezond en sterke
(sport)hond. In deze fase gaat het vooral om goede voeding met een evenwichtige groei, het
opbouwen van een goede band en het dier bewust maken van zijn eigen lijfje door te werken aan
balans en coördinatie. Ook de socialisatie en basisgehoorzaamheid moeten direct opgepakt worden.
Het gaat om socialisatie, coördinatie. en motivatie. Fysieke prestaties kunnen nog niet gevraagd
worden. Werk dus ook niet te veel aan gehoorzaamheidsprogramma's.
De pup moet de kans krijgen zich ook lichamelijk evenwichtig te ontwikkelen. Dat doe je niet door hem
dag en nacht in de bench te houden. Omdat je geen tijd voor hem hebt of omdat je bang bent dat hij
zich bezeert. Natuurlijk mag je de bench gebruiken om de pup te dwingen rust te nemen of uit
veiligheidsoverwegingen als je geen toezicht kunt houden. Maar het moet geen standaard worden.
Te veel beweging is niet goed, maar te weinig ook niet. Het gaat erom de goede balans te vinden.
Een pup krijgt genoeg beweging tijdens het uitlaten, het spelen met andere honden en alle spelletjes
en speelse oefeningetjes die je als baas met ze doet. Bovendien neem je ze ook nog regelmatig mee
voor socialisatie.
Het is beslist niet de bedoeling om een uur of wat in het bos te gaan lopen. Hoelang dan wel? Een
goede richtlijn is de leeftijd in maanden x 5 minuten. Dus een pup die met 2 maanden in huis komt,
loopt als regel niet langer dan 10 minuten. Dit mag 4-6x per dag. Het is dus beter om vaker per dag
een klein stukje te lopen dan 1x een lang stuk. Een jonge hond van 6 maanden kan een half uur uit.
Laat de hond het tempo bepalen. In principe mag hij lopen en wat draven. Een pup kan relatief hard
rennen, maar heeft tijdens galop vaak nog niet de coördinatie en balans die nodig is. Je ziet ze dan
ook vaak over de kop gaan e.d. Het is niet altijd te vermijden, maar je hoeft het ook niet op te zoeken.
De hond af en toe in een rechte lijn naar je toe laten rennen over een korte afstand is meestal geen
probleem, maar vermijd langdurige galop en met name ook snelle richtingsveranderingen. Let te allen
tijde op de hond: hij mag niet zo moe zijn, dat hij achter gaat blijven of tijdens de wandeling steeds
gaat liggen. Draag hem in dat geval verder en kort je wandelingen voortaan in.
Spel mag best langer duren, mits de verhoudingen goed zijn (een rauwdouwer van een Rottweiler kan
beter niet te lang met een chihuahuapup spelen). Kijk ook hier naar de pup: als hij moe wordt, breek
het af en zet hem in de bench voor de hoognodige rust. Een hond herkent pas op de leeftijd van 8-12
maanden zijn eigen lichamelijke en geestelijke grenzen t.o.v. roedelgenoten. Dit valt ongeveer samen
met de eerste loopsheid, vandaar die grens.
Oefeningen moeten kort en positief zijn, zodat het leuk blijft en de pup de aandacht erbij kan houden.
Train positief, vanuit motivatie. Houd het afwisselend, maar bied niet te veel nieuwe dingen in 1x aan.
Positief betekent ook dat je de hond de kans geeft om het goed te doen. Train kleine stapjes. De hond
krijgt daardoor zelfvertrouwen.
Daarbij moet de belasting iets onder het eigen prestatieniveau blijven. Met andere woorden vraag niet
meer dan de hond in zijn spontane gedrag al laat zien. Dat betekent natuurlijk niet dat als de hond
spontaan een keer over een takje springt, je vervolgens intensief met sprongtraining kunt beginnen. Je
hoeft het niet te vermijden, maar ook niet te stimuleren, laat staan ertoe uit te nodigen. Let er ook op
dat als een pup goed ergens op kan springen, dat nog niet wil zeggen dat hij er ook gecontroleerd en
beheerst af kan komen. Een beweging is slecht als het de lichaamseigen grenzen overschrijd. Bij een
onnatuurlijke beweging is er direct schade, maar ook bij natuurlijke bewegingen kunnen de grenzen
overschreden worden, met name als de hond moe begint te worden en daarmee coördinatie en kracht
verliest.
Er zijn heel veel leuke, niet lichamelijk belastende spelletjes te bedenken: bal, frisbee (niet gooien,
maar rollen), zoekspelletjes, verstoppertje, trek- en vangspelletjes..
8-12 maanden tot 1 1/2 - 2 jaar
De pup wordt ouder en begint geslachtsrijp te worden. Hierdoor wordt de afgifte van het groeihormoon
geremd en gaan de groeischijven zich sluiten. Deze fase is te herkennen aan de puberteit en het
loops worden van teven. Het lichaam ziet er niet meer zo puppy-achtig uit en begint steviger in elkaar
te zitten. Vanaf dit moment kan er voorzichtig begonnen worden met conditietraining en mag er meer,
langer en vlotter mee gelopen worden. Korte sprintjes, vooral tegen een lichte helling op, versterken
de spieren van de achterhand.
Ook de fietstraining kan voorzichtig opgepakt worden. Wel met beleid: eerst zorgen dat de hond de
fiets niet eng vindt door er samen mee te gaan lopen. Eerst met loslopende hond en later aangelijnd,
waarbij de hond leert dat hij niet met trekken. Begin met korte afstanden in een laag tempo. Leer de
hond direct zowel los als aangelijnd goed mee te lopen. Begin met 5 minuten in een rustig tempo, 2-3x
per week. Elke 2 weken kan er 5 minuten langer gefietst worden, waarbij het verstandig is om als je
langer gaat fietsen, de snelheid weer eerst iets omlaag te brengen. Met de fiets zijn ook heel goed
tempowisselingen uit te voeren. Houd altijd in de gaten of je hond vermoeidheidsignalen vertoont.
Voor de behendigheid is uithoudingsvermogen van minder belang dan snelheid. Om snelheid te
trainen, kun je het best de hond regelmatig korte sprintjes laten trekken. Daarnaast is krachttraining
gunstig, omdat kracht wordt omgezet in snelheid. Krachttraining doe je door te trainen in rul zand en/of
tegen hellingen op. Door de hond van een lichtglooiende helling af te laten rennen, leert hij de kracht
om te zetten in een hoger bewegingsritme. Hij heeft hier immers de kracht niet nodig om vooruit te
komen en kan deze dus gebruiken om sneller te lopen.
Ook is het nu veilig om de behendigheidstoestellen aan te leren, eventueel aangepast in de vorm van
een verlaagde schutting en natuurlijk springen ze nog laag. Uiteraard blijft het van belang ook
aandacht te blijven geven aan alle trainingsaspecten van de periode ervoor.
Let op dat zodra er getraind gaat worden, een warming up en cooling down noodzakelijk is. Ook dat is
weer een lezing op zich.
Volwassen hond
Als de hond volledig is uitgegroeid, kan er zonder beperkingen behendigheid gelopen worden.
Toestelcombinaties, waarbij snelheid en wendbaarheid afgewisseld worden en een groter beroep
gedaan wordt op beheersing en controle, zoals de insteek van de palen vanuit een schuine
benadering of op hoge snelheid kunnen aangeleerd gaan worden. Ook hier geldt dat al het
voorgaande nog steeds getraind wordt.
In alle fasen, maar toch vooral bij volwassen dieren, is het belangrijk om naast de training gericht op
de eigen sport, regelmatig andere vormen van belasting te vragen. Andere takken van sport helpen
enorm bij een evenwichtige ontwikkeling, het lichaam in balans en daarmee gezond te houden en de
afwisseling houdt de hond mentaal fris. Er worden andere spieren belast en/of op een andere manier,
waardoor de spieren die bij een eenzijdige training overbelast kunnen raken, wat rust en tijd voor
herstel krijgen.
In deze fase is een goede warming up en cooling down zo mogelijk nog belangrijker, omdat de
gevraagde belasting hoger ligt en daarmee de kans op blessures toeneemt.
Voor dit hele proces is kennis van zaken nodig. Ga naar een goede hondenschool met instructeurs
met ervaring en kennis van zaken. En blijf altijd alert op mogelijke blessures. Als een dier een
oefening altijd goed uitvoerde en nu niet meer, kijk dan niet alleen of je zelf misschien een
trainingsfout hebt gemaakt, maar wees ook alert op mogelijk lichamelijk ongemak of pijn bij je hond.
Hoe je de signalen van beginnende problemen kunt herkennen en hoe je je hond kunt onderzoeken,
bespreek ik op DAME. Ga bij twijfel altijd even naar de dierenarts. Hoe vroeger je erbij bent, hoe
minder kosten je uiteindelijk hebt en hoe sneller de hond weer voluit kan trainen. Het advies is dan
ook om jaarlijks voor aanvang van het wedstrijdseizoen een sportkeuring te laten doen en 3-6x per
jaar een chiropractische controle. Overweeg ook een wellness care pakket en verzekering af te sluiten
Conclusie
- zoek een goede fokker
- kies (liefst met behulp van een puppytest) een goede pup van goede ouders met aandacht
voor
o bouw (sprinttype)
o karakter (werklust)
- zorg voor een goede socialisatie (zelfverzekerde en stabiele hond)
- geef goede voeding
- zorg voor een optimaal gewicht
- zorg voor voldoende rust
- lichamelijke belasting pas nadat de hond volledig in de hoogte is uitgegroeid
- training pup (tot ongeveer de eerste loopsheid op 8-12 maanden leeftijd)
o relatie baas-hond
o motivatie
o balans en coördinatie
o basisgehoorzaamheid
o puppenbehendigheid• motivatie
• balans en coördinatie
• socialisatie: andere honden, toestellen, drukte, lawaai
- training jonge hond (8-12 maanden tot 1 '/ - 2 jaar)
o toestelbeheersing
o conditie
• uithoudingsvermogen
• kracht (bespiering)
- training volwassen hond
o toestelcombinatieso andere sporten
Jaarlijks sportkeuring en regelmatig chiropractische controle
En last but not least: denk ook aan jezelf. Je kunt geen topprestaties van je hond verwachten als je
eigen conditie te wensen overlaat. Hoe serieus dit ook allemaal is, ik eindig waarmee ik begon: sport
moet vooral leuk zijn voor baas en hond! Dus;
HAVE FUN
Voor meer informatie over de begeleiding van sporthonden en/of holistischediergeneeskunde:
Jyoti - Holistische praktijk voor mens en dier
Dr. Anneke Schellingerhout, dierenarts
Merel 235 1965 GN Heemskerk
Telefoon: 06-10286423 ... 0251-201326 www. iyoti. n I
© Dr. A.B. Schellingerhout, Jyoti - Holistische praktijk voor mens en dier Van pup tot sporthond